-
1 Kenntnis
Kenntnis〈v.; Kenntnis, Kenntnisse〉1 kennis, kunde ⇒ wetenschap♦voorbeelden:sprachliche Kenntnisse • taalkennisKenntnisse gewinnen • kennis opdoenseine Kenntnisse im Deutschen • zijn kennis van het Duitsjemanden von etwas in Kenntnis setzen • iemand van iets in kennis stellennach meiner Kenntnis • voor zover ik weetKenntnis von etwas haben • van iets op de hoogte zijnKenntnis von etwas nehmen • nota van iets nemenjemandem etwas zur Kenntnis bringen • iemand iets ter kennis brengenetwas zur Kenntnis nehmen • nota van iets nemen -
2 arg
〈 ärger, (am) ärgst(en)〉2 〈informeel; regionaal〉erg, zeer ⇒ hevig, groot♦voorbeelden:gar zu arg • al te erg, al te bontseine Deutschkenntnisse liegen sehr im Argen • met zijn kennis van het Duits is het treurig gesteldarg krank • ernstig ziek¶ an nichts Arges denken • van de prins geen kwaad weten, volkomen argeloos zijn -
3 seine Deutschkenntnisse liegen sehr im Argen
seine Deutschkenntnisse liegen sehr im ArgenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > seine Deutschkenntnisse liegen sehr im Argen
-
4 seine Kenntnisse im Deutschen
seine Kenntnisse im DeutschenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > seine Kenntnisse im Deutschen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский
